Door Rick van Mechelen, bewerkt uit Final Report: Conservation of Darevskia Lizards in Iran
Diep verscholen in de beboste valleien en ruige hellingen van Noord-Iran leven zes soorten hagedissen die vrijwel niemand kent, maar die nergens anders ter wereld voorkomen. Deze unieke reptielen krijgen het de komende decennia zwaar. Uit nieuw onderzoek blijkt dat ze niet alleen genetisch kwetsbaar zijn, maar ook hun leefgebied dreigen te verliezen door klimaatverandering.
Een team onder leiding van Dr. Saeed Hosseinian Yousefkhani en gesteund door Stichting Herpetofauna onderzocht zes soorten uit het geslacht Darevskia: D. defilippii, D. caspica, D. schaekeli, D. steineri, D. kamii en D. kopetdaghica. Al deze soorten zijn endemisch in het bergachtige noorden van Iran. De onderzoekers gebruikten genetische analyses en klimaatmodellen om te beoordelen hoe groot de overlevingskansen zijn tot 2070. De resultaten zijn zorgwekkend. Sommige soorten zijn genetisch kwetsbaar, andere leven in steeds kleiner wordende gebieden, en bijna allemaal worden ze bedreigd door een veranderend klimaat.
De zes Darevskia-soorten mogen dan klein zijn, ze spelen een grote rol in hun ecosystemen. Ze helpen insectenpopulaties onder controle te houden, vormen een voedselbron voor vogels en zoogdieren, en zijn goede indicatoren voor milieugezondheid. Toch zijn ze onbekend bij het grote publiek.
Ze leven voornamelijk in de Alborz- en Kope Dagh-gebergten. Die gebieden herbergen een rijke biodiversiteit, doordat hoge toppen en diepe dalen zorgen voor geïsoleerde habitats waarin soorten zich onafhankelijk kunnen ontwikkelen. Vooral het Alborzgebergte vormt een biologische brug tussen de Kaukasus in het westen en Centraal-Azië in het oosten. Soorten kunnen zich daar verspreiden of juist stranden in afgelegen valleien wanneer het klimaat verandert.
Voor de Darevskia-hagedissen brengt deze natuurlijke isolatie zowel voor- als nadelen. Enerzijds heeft ze geleid tot het ontstaan van genetisch unieke soorten, maar anderzijds maakt ze deze dieren bijzonder gevoelig voor de kleinste veranderingen in hun omgeving.
De eerste stap van het onderzoek bestond uit het in kaart brengen van de genetische verwantschappen tussen de soorten. De onderzoekers verzamelden DNA-materiaal van alle zes soorten, waarbij ze zich richtten op twee genen: Cytb en MC1R. Hiermee konden ze genetische verschillen tussen de populaties analyseren met behulp van fylogenetische technieken. Het resultaat is een soort stamboom van de soorten.
Sommige uitkomsten bevestigden eerdere vermoedens. Zo vallen de Iraanse Darevskia-soorten uiteen in twee hoofdgroepen: Persiodarevskia en Hyrcanodarevskia. Maar er kwam ook verrassende informatie aan het licht. Bij Darevskia schaekeli, die voorkomt in afgelegen delen van het oostelijke Alborzgebergte, ontdekten de onderzoekers genetische verschillen van meer dan 4 procent tussen populaties. Dat wijst erop dat deze populaties al duizenden jaren geïsoleerd zijn en mogelijk aparte soorten zijn.
Ook D. steineri bleek genetisch gesplitst. Twee hoofdpopulaties leven aan weerszijden van de provincie Golestan. Het verschil tussen deze groepen is kleiner dan bij D. schaekeli, maar nog steeds significant. Deze informatie is cruciaal, aangezien kleine en afgezonderde populaties een groter risico op uitsterven hebben.
Waar DNA ons iets vertelt over het verleden, geeft klimaatmodellering inzicht in de toekomst. De onderzoekers gebruikten Maximum Entropy-modellen om te voorspellen waar elk van de zes soorten in 2070 nog zou kunnen leven. Daarbij hielden ze rekening met verschillende scenario’s voor klimaatverandering.
De vooruitzichten zijn somber. Alle zes soorten verliezen volgens de modellen een aanzienlijk deel van hun huidige leefgebied. Voor D. caspica, die nu leeft ten oosten en zuiden van de Kaspische Zee, verschuift het verspreidingsgebied richting de kustlijn. D. defilippii, afkomstig uit het centrale Alborzgebergte, dreigt op veel plaatsen te verdwijnen. D. kamii, die enkel voorkomt in de bossen van Golestan en het zuidoosten van Mazandaran, raakt nog verder in de verdrukking.
Zelfs D. kopetdaghica, die momenteel leeft in een smalle zone dichtbij de grens met Turkmenistan, loopt gevaar. Sommige modellen wijzen op soortgelijke berggebieden elders in Iran, maar daar komt de soort nu niet voor en er is weinig kans dat ze zich erheen kan verspreiden. De versnippering van het landschap vormt een serieuze barrière.
Over het geheel genomen blijkt steeds hetzelfde patroon: soorten met een klein, koel en vochtig leefgebied worden het hardst getroffen. Ze zullen hoger de bergen in moeten naarmate de temperaturen stijgen, maar uiteindelijk houdt de berg op en is er letterlijk geen ruimte meer over.
Hoewel enkele van deze soorten nu leven in beschermde gebieden, blijkt uit het onderzoek dat dat op zichzelf niet genoeg is. Actieve natuurbescherming is nodig. Denk aan het behouden van klimaatschuilplaatsen, het herstellen van bossen, en mogelijk zelfs het herintroduceren van individuen tussen gescheiden populaties.
Een belangrijke conclusie uit het onderzoek is het belang van genetische diversiteit. Populaties met veel genetische variatie zijn beter in staat zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Juist daarom zijn D. schaekeli en D. steineri zo waardevol. Hun genetische rijkdom is een soort verzekering voor hun soort. Als ze verdwijnen, verliezen we niet alleen dieren, maar ook duizenden jaren aan evolutionaire geschiedenis.
Daarnaast toont de studie de kracht van een gecombineerde benadering. Door genetica te combineren met klimaatscenario’s kunnen onderzoekers veel gerichtere voorspellingen doen en betere keuzes maken voor beheer en behoud.
Deze studie gaat niet alleen over hagedissen. Ze laat zien hoe kwetsbaar Iran’s berglandschappen zijn voor snelle veranderingen. De berggebieden zijn hotspots van biodiversiteit, maar zonder actie zouden ze een stille uittocht van soorten kunnen doormaken.
Iran’s bergen zijn meer dan alleen indrukwekkende landschappen. Ze zijn thuishaven van een uniek natuurlijk erfgoed. Maar dat erfgoed staat onder druk. De keuzes die nu worden gemaakt bepalen of deze bijzondere soorten een toekomst hebben.
Lees hier meer over dit project
Postadres:
Middenbeemsterstraat 59
5045 ED Tilburg
E: info@herpetofaunafoundation.org
T: 06-14365223 (alleen tijdens kantooruren)
Stichting Herpetofauna © 2025
Algemene voorwaarden Webshop
Algemene voorwaarden Astro Rangerclub
Privacyverklaring
Jaarverslagen
FAQ (binnenkort beschikbaar)