Bij gevaar gaan slangen sissen, (op)blazen of ze gebruiken andere manieren om duidelijk te maken dat ze er zijn. Sommige slangen doen echter bij gevaar of ze dood zijn. Ze draaien zich op de rug, doen hun bek open en steken hun tong uit. Soms laten ze zelfs hun uitwerpselen lopen. De bekendste voorbeelden zijn onze ringslang en de haakneusslang, maar zelfs een gifslang als de ringhalscobra doet bij gevaar alsof die overleden is.